Vermoedt de specialist een melanoom, dan neemt die het weg onder plaatselijke verdoving. Het weefsel wordt daarna in het laboratorium onderzocht op kankercellen. Uit dat onderzoek blijkt of het al dan niet om een kwaadaardige tumor gaat, en welk type huidkanker het is. Als het een melanoom is, kijken ze ook na hoe dik de tumor is. Hoe dieper een melanoom groeit, hoe groter het risico op uitzaaiingen.
Als de diagnose melanoom valt, gebeurt er eerst een grondig klinisch onderzoek van de hele huid en de aangrenzende lymfeklieren. Afhankelijk van de dikte van het melanoom en andere kenmerken volgen eventueel nog andere onderzoeken: een echografie van de lymfeklieren en de lever en een longfoto. Vandaag wordt ook vaak geopteerd om onmiddellijk een CT-scan, een MR-scan en/of een PET-CT-scan te maken.
Met DNA-onderzoek of moleculair onderzoek kan de arts veranderingen ontdekken in het DNA van kankercellen. Die veranderingen of ‘mutaties’ zitten meestal niet in het DNA van gezonde cellen. Ze opsporen is belangrijk om te kunnen kiezen voor de best mogelijke behandeling.